Berichten

Groenrede(n) 2021 door Natascha Hokke

Boswachter Natuurmonumenten Natascha Hokke sprak zondag 5 september de jaarlijkse Groenrede(n) uit bij de opening van de Rotterdamse Parkenmaand. Je kunt de tekst onderaan ook nog doorlezen.

Bekijk het hier op video:

Groenrede 2021

Natascha Hokke (boswachter Communicatie en Beleven bij Natuurmonumenten)

Nogmaals welkom allemaal tijdens de opening van de Rotterdamse Parkenmaand. Dankjulliewel dat ik hier mijn Groenrede mag houden. Extra bijzonder ook, want als stadsbewoner houd ik enorm van de parken – die groene paradijsjes, fata morgana’s bijna – in die rauwe stad die Rotterdam is.

Ik heb het geluk dat ik mijn liefde voor die dynamische binnenstad waar ik zo van houd dagelijks mag verruilen. En wel voor een even bijzondere omgeving aan de rand van Rotterdam. Een landschap met een totaal andere sfeer. Weidsheid en ruimte. Ineens ligt die skyline in de verte als ik aangekomen ben op het boswachterskantoor van Natuurmonumenten. En toch, die skyline ligt er altijd. Zo voelt Rotterdam ver weg en tegelijkertijd ontzettend dichtbij.

Ik neem je graag even mee op mijn fietstocht, mijn woon-werkverkeer als je het zo wilt noemen. Want eerst worstel ik mij langs verkeersknooppunten, zoals Kleinpolderplein, gaat mijn route langs industrieterreinen, stenige wijken en Zestienhoven. Je hoort het al, het is een worsteling door de concrete jungle.

Maar, ik weet wat daarbuiten ligt. Ik weet wat er te vinden is. Je moet het ook maar net weten natuurlijk. Eigenlijk is dat zo met alles in Rotterdam: de fijne terrasjes, lekkere restaurantjes, maar ook de parken en natuurgebieden. Kijk bijvoorbeeld maar eens waar we nu staan, zo verborgen aan de Kruiskade. Je moet maar nèt weten wat echt de moeite waard is. En er soms even voor op die fiets springen.

Het pleidooi dat ik vandaag dan ook wil houden, is:

De stad is ook natuur, het platteland is ook van de stad

Wij, als Natuurmonumenten, zetten ons al jarenlang in voor dat platteland rondom de stad. Maar, we hebben een probleem: nog steeds komt die medestadsbewoner van mij de stad niet uit.

En misschien is dat ergens wel logisch. De scheiding tussen stad en natuur is eeuwenoud. Tot de negentiende werd de natuur gezien als barbaars, een woestenij. Dat moesten en zouden we temmen. Bomen werden gekapt om een stad op te bouwen. Natuur vs. cultuur. De laatste paar eeuwen verloor de wildernis terrein en zijn we de wilde natuur gaan romantiseren. Verschillende visies op natuur volgden elkaar op. Maar, de invloed van de mens was steeds aanwezig en bleef groeien, zeker in dat kleine drukbevolkte Nederland. Dit heeft geresulteerd in het Hollandse landschap dat er nu ligt. De vraag is nu: hoe kijken we nú naar natuur? Anno 2021?

Wat veel mensen niet weten, is dat op weinig plekken in Europa een stad in zo’n spectaculair landschap ligt als ons eigen Rotterdam. We wonen hier in een machtige delta, waar 3 grote Europese rivieren samenkomen en uitmonden in zee. De diversiteit aan natuur rond Rotterdam was tot voor kort ongekend, ook op internationaal vlak. Zeehonden zwemmen in de Nieuwe Waterweg, Voornes Duin is een van de meest biodiverse duingebieden van Nederland. Op fietsafstand heb je ten noordwesten van de stad de uitgestrekte polderlandschappen Midden-Delfland en noord-oostelijk de Krimpenerwaard. Ten zuiden van de stad vind je en voormalige eilanden als het IJsselmonde, de Hoekse Waard en natuureiland Tiengemeten, het allerlaatste echte eiland van Zuid-Westelijk Nederland.

Het eerste deel van mijn pleidooi De stad is ook natuur, hartstochtelijk bepleit door Kees Moeliker tijdens de Groenrede in 2019, staat meer en meer op de agenda. En ja, tuurlijk zijn we er nog niet: we moeten nog flinke stappen zetten voor de transitie naar een natuurinclusieve samenleving. Maar, de gemeente investeert momenteel veel in het binnenstedelijk groen. Met de Uitvoeringsagenda Biodiversiteit wil de gemeente de achteruitgang van de biodiversiteit keren. En onlangs lanceerde de stad het plan om enkele honderden miljoenen te investeren in zeven grote groene projecten in de stad. Logisch ook, want de afgelopen jaren hebben we gezien hóe zeer iedereen snakt naar dat groen, hoe belangrijk het is voor gezondheid en welzijn. Het kan een oplossing vormen voor vraagstukken waar we vandaag de dag mee te maken hebben.

Rotterdam wil een ‘resilient city’ worden. Een veerkrachtige stad, die is opgewassen tegen de wereldwijde uitdagingen van de toekomst. Het is zó nódig om die verbinding te leggen. Klimaatverandering wordt meer en meer zichtbaar en voelbaar. De hevige regenbuien van deze zomer zorgen ervoor dat de straten van Rotterdam blank staan. De hogere temperaturen én het gebrek aan afkoelingsmogelijkheden zoals zwemplassen en bomen, zorgen dat de stad een kookpunt bereikt. We voelden en voelen ons kwetsbaar tijdens corona. We trokken de supermarkten leeg. Wat als er niet genoeg eten te halen is? Kleine kraampjes op het boerenerf waren ineens erg populair. Er was veel waardering voor de boer in de buurt. Het is nu tijd dat we de landbouw rondom de stad optimaal gaan inzetten vóór de stad. Dat betekent: niet alleen maar produceren voor export. Laten we onze stad voeden met die mooie producten van onze eigen boeren. Dit laat het al duidelijk zien. We hebben het platteland nodig, we hebben groen nodig.

 De tweede zinssnede van mijn pleidooi het platteland is ook van de stad valt nog te vaak van de agenda. De blik van Rotterdam is té vaak naar binnen gekeerd. In Amsterdam, Den Haag en Utrecht zijn er duidelijke groene routes vanuit de stad naar het buitengebied. Hier zijn die groene verbindingen slechter ontwikkeld. Dat illustreert mijn fietstochtje maar al te goed. Gevolg is dat het Rotterdams platteland minder bekend is onder inwoners van de stad, terwijl er vlak bij huis zo veel te ontdekken is.

Het landschap om de stad krijgt dus nog niet de aandacht die het verdient en staat onder grote druk. De boeren op het Rotterdams platteland hebben het moeilijk. En ook is veel van de biodiversiteit rond Rotterdam op het platteland verdwenen. Op intensief gebruikte graslanden is geen plaats meer voor bloemen, kruiden en insecten. Te weinig jonge grutto’s overleven het voorjaar. De patrijs en de veldleeuwerik hebben hun leefgebied verloren.

Juist in Rotterdam is een grote en krachtige beweging ontstaan van burgers die zelf iets willen doen voor hun leefomgeving. Veel van hun initiatieven richten zich op anders omgaan met voedsel en eten. Op eerlijk eten van het eigen platteland. Neem nu bijvoorbeeld. Boer Jan-Dirk Rodenburg. Stadsherder Martin Oosthoek. Het zijn Rotterdammers. Ze wonen dan misschien in een polder, ze wonen in Rotterdam. Het is hoog tijd voor meer vraag en aanbod naar duurzame streekproducten! Zo wordt Rotterdam ook op dit punt een resilient city!

Ik zou willen pleiten; stap op die fiets, stap in de metro. Ga het zelf ontdekken! Dit bijzondere stukje Rotterdam. Er ligt een kloof tussen stad en land, maar het is onlosmakelijk verbonden met elkaar.

Ga bij een boer kijken. Kijk hoe het er echt aan toe gaat. Want, hoe voelt het voor jou als die grutto onder je neus, op een paar kilometer afstand uitsterft? Je kunt echt zelf die stad nóg mooier maken. Je kunt echt jouw platteland helpen: de vogels die er leven, de bloemetjes die er bloeien.

En er is zo veel te ontdekken rondom Rotterdam. Ten noorden via een 400 ha nieuw natuur- en recreatiegebied kom je bij Midden-Delfland, het eerste Bijzonder Provinciaal Landschap van NL. De historisch tochtjes langs trekvaart De Schie maken het alleen maar leuker! Bij Belevenisboerderij Schieveen ontdek je het boerenleven. Het nieuwe fietspad ‘Het Polderpad’ tussen de Rotte en de Schie is bijna gereed.

En last but not least: tijdens de aftrap van de Rotterdamse Parkenmaand kan ik het zeggen. Rotterdamse groenliefhebbers hebben er een nieuw park bij. Volgende week opent Buitenplaats De Tempel opnieuw haar poorten voor publiek. Sinds kort mogen mijn collega-boswachters en ik dit park beheren. En daar zijn we ontzettend trots op. De Tempel en Nieuw Rhodenrijs zijn gelegen aan de Schie bij Oud-Overschie en behoren tot het mooiste en meest waardevolle erfgoed in het groen tussen de Rotte en Schie. Een prachtig park, een groen Rijksmonument. Als je het hebt over de mooiste parken van Rotterdam die je moet weten, die je moet kennen. Dan is dit er zeker één van.

Dus, beste mensen. Hoe gaan we met die natuur om?

We hoeven niet terug naar vroeger, maar we moeten wel beslissen hoe we verder willen gaan. Ik houd van de dynamische en bruisende stad. Tegelijkertijd voel ik mij geborgen in de natuur. In deze tijden van onzekerheid, pandemieën, oorlogen is het een plek om tot jezelf te komen. Te wortelen. En dan weer die ruimte te vinden om te verbinden. Met jezelf, met de medemens. Met je lichaam en het voedsel. Met de stad. Met het platteland. Met de natuur. Het vormt onze identiteit.

We mogen trots zijn op onze stad, ons land en de omliggende natuur die ongekend bijzonder en rijk is en perfect te ontdekken vanuit de binnenstad. Ook al moet je de plekjes nèt weten.

De 4de Groenrede(n) van de Rotterdamse Parkenmaand – uitgesproken op 5 september 2021.

De Groenrede(n) van Wim Pijbes bij opening Parkenmaand

De eerste Rotterdamse Groenrede(n) uitgesproken door Wim Pijbes op 1 september 2018 op het Dakpark in Delfshaven. Voorafgaand aan de aftrap van de Rotterdamse Parkenmaand 2018.

“Dames en heren!

Een eer om als eerste de groenrede te mogen uitspreken ter gelegenheid van de opening van de Parkenmaand. In de uitnodiging die ik ontving werd mij verzekerd dat ik deze rede helemaal vrij mocht invullen, zolang het maar over parken en groen in de stad gaat.

Dat doe ik met plezier want groen is van levensbelang juist in een stad, en dat zal in de toekomst alleen maar toenemen. Dames en heren: de aandacht voor groen groeit, groen is goed, groen is gezond. Parken zijn dus goed, en: mensen houden van parken. Dus wat houdt ons tegen? Alle positieve kwaliteiten die je aan parken toedicht zijn waar, en vinden weerklank bij bewoners, bezoekers en bestuurders, van links tot rechts. Ik durf te stellen: iedereen houdt van parken. Hoe kan het ook anders, want internationaal worden parken gewaardeerd als onmisbare vitale elementen in iedere urbane samenleving.

People watching people doing the same thing’ is een universeel plezier en overstijgt alles en verbindt iedereen, arm en rijk, jong en oud.

Bezoekers komen vooral uit de eigen stad, ongeacht rang of stand. Parken behoren tot de meest geliefde en gewaardeerde vormen van publieke ruimte. Dat lijkt mij voor ieder stadsbestuur een prettig gegeven. Ook prettig voor ieder stadsbestuur – dit is voor de rekenaars onder ons – is dat verschillende internationale studies telkens opnieuw vaststellen dat de waarde van vastgoed, gelegen aan een aantrekkelijk park gemiddeld 15% hoger is dan vergelijkbare panden elders in een stad. En daarom verbaast het mij dat parken in veel gevallen als een onrendabele post op de begroting worden beschouwd.

Dames en heren: een goed park maken is tegelijk complex en doodeenvoudig.

Het grootste stadspark van de twintigste eeuw, het Amsterdamse Bos (935 ha), is destijds ontworpen door een team van sociologen, biologen, stedenbouwers en architecten. Het belangrijkste: van begin af aan wist men precies wat men wilde. Bijvoorbeeld een bezoekersmaximum van 100.000 per dag, met een piek van 70.000 op hetzelfde moment. Het Amsterdamse Bos voldoet zo aan de uitgangspunten voor een geslaagd park:

  1. goed gepland
  2. goed ontworpen
  3. goed beheerd

Ik kom daar straks op terug.

Wanneer niet voldaan wordt aan een van deze drie gaat het namelijk fout. Gemeentelijke diensten, deelraden en gemeentebesturen hebben de ondankbare taak iedereen (lees: publiek) het naar de zin te maken, wat zelden lukt. Ieder seizoen wordt menig strijd uitgevochten tussen gebruikers, bezoekers en bewoners. Wij kennen allemaal de discussies over het Museumplein, het Vondelpark, het Kralingse Bos, het Vroesenpark en Het Park. Overal heb je tegenstrijdige wensen van belangengroepen, omwonenden, gebruikers, en festivalorganisatoren, commercieel dan wel cultureel.

En het kan anders! Anders en beter! Er bestaan modellen waarin bestuur en publiek; met private en publieke middelen het stadspark van de toekomst kan laten groeien en bloeien!

Dames en heren, ik neem u graag mee naar Fifth Avenue en 42nd street in New York, naar Bryant Park. Bryant Park is 6 ha groot, vergelijkbaar met het Museumpark in Rotterdam. De problematiek van beide parken was vergelijkbaar. Na jarenlange verwaarlozing en overlast gevende junks besloot het stadsbestuur tot drastische maatregelen en droeg het park over aan de private Bryant Park Corporation. Een plan werd gemaakt waarbij als eerste maatregel de hekken werden verwijderd. Omgangsnormen met zwervers werden vastgesteld waarbij daklozen werden geaccepteerd als een gegeven maar overlast niet werd gedoogd. Door actief beheer werden stille gedeeltes van het park roulerend geactiveerd zodat junks geen bezit konden nemen van ‘eigen’ territorium. Bryant Park heropende in 1995, de hoogte van de oorspronkelijk onderhouds- en exploitatiekosten worden nog steeds betaald door de stad New York, substantieel aangevuld met publieke middelen. Het Museumpark de naast gelegen Rozentuin en voormalige Bijbelse tuin liggen er nog steeds matig bij. Bryant Park staat model voor een nieuwe ontwikkeling die ook in Nederland medestanders krijgt: het vormgeven van de publieke ruimte door een publieke en private samenwerking.

Voor het Bryant Park zijn tien factoren bepaald die als universele voorwaarden van geslaagd stadsgroen gelden, en verder gaan dan de drie uitgangspunten van het Amsterdamse Bos:

  1. veilig
  2. schoon
  3. instemming van betrokkenen
  4. toiletten
  5. bankjes
  6. verlichting
  7. beplanting voor alle seizoenen
  8. programmering
  9. inrichting
  10. management

Parken die onvoldoende functioneren schieten op een of meerdere van deze punten tekort. De oplossing begint met het honoreren van deze tien. Daarbij is niet langer de overheid als enige de aangesproken partij. Om het potentieel van stedelijk groen optimaal te laten floreren kan het principe worden gehanteerd waarbij burgers en de overheid de handen ineenslaan om de publieke ruimte te optimaliseren.

En nu naar Rotterdam. Na de grote brand van Londen in 1664, kwam het stadsbestuur vanuit Engeland naar Rotterdam om inspiratie op te doen en om hier de mooiste riverfront van Europa te bezoeken: de Boompjes. Hier was in 1615 een dubbele rij lindebomen geplant met aflopend naar het water wilgenbomen. Een wandelpromenade van grote allure. Waar in Rotterdam hebben we dat tegenwoordig? Het Park ligt met zijn rug naar de Maas, gescheiden door een brede, ongedefinieerde strook parkeerterrein en autoweg. De oorspronkelijke Boompjes is een drukke vierbaans verkeersader, de Oude Plantage, het oudste park van Rotterdam, is op Deltahoogte gebracht en leidt een vergeten bestaan, het Buizenpark op Katendrecht kent haast niemand en ligt er verlaten bij.

Ik wil niet teveel somberen, juist niet, want hier liggen enorme kansen voor onze stad. En wie wil zien wat ik bedoel kan naar New York kijken waar de afgelopen jaren, nota bene door Nederlandse, waaronder Rotterdamse architecten, de hele riverfront rondom Manhatten en Brooklyn wordt vergroend. Ik noem Governers Island, Battery Park, Brooklyn Bridge Park, en allemaal vanaf de dag van de opening een instant succes, omarmd door de buurt en bezoekers van buiten. En, bovenal, met publiek-private fondsen gefinancierd. Dat kan ook in Rotterdam. Rotterdam heeft de mogelijkheden, Rotterdam heeft de middelen en Rotterdam heeft nu het momentum!

Ik zeg: alle seinen op groen. de Parkenmaand is geopend!”

Wim Pijbes, Opening Parkenmaand 01/09/2018