Consultatieavond Groenplan en natuurwetgeving (september 2004)

Verslag van de consultatieavond groenplan Rotterdam en Plan van Aanpak Natuurwetgeving op 29 september 2004 bij het Rotterdams Milieucentrum.

Bolisus


Het Groenplan
Wethouder Bolsius presenteert het concept Groenplan. De voorzitter (Wiert Omta), tevens gespreksleider, leidt de avond en geeft de aanwezigen de gelegenheid om vragen te stellen te stellen naar aanleiding van de presentatie. 

• V: De heer Siemons (Leefbaar Rotterdam), vraagt zich af of er nog meer meren bij komen, dus dat er groen wordt opgeofferd voor water. A: De Wethouder antwoordt dat dit niet zo zal zijn. Wel is binnenkort de vergroting van de Zevenhuizerplas klaar. 

• V: Een aanwezige in de zaal vraagt of inspraak mogelijk is omdat het hier om een concept gaat. A: De Wethouder geeft aan dat deze bijeenkomst een consultatieavond is en dat opmerkingen in ieder geval worden meegenomen. Het Groenplan kent geen formeel inspraaktraject 

• V: de voorzitter/gespreksleider vraagt welke koppeling er is tussen groen en beheer? A: De Wethouder geeft aan dat er alleen nog maar plannen worden geaccepteerd als het beheergeld ook geregeld is. Als er geen beheer is geregeld, dan ook geen plan! 

• V: Afgevaardigde van Wijkgroen vereniging Alexander vraagt zich af wat met de DOP NOAP gaat gebeuren. A: Wethouder geeft aan dat de DOP NOAP nu afgedicht is en kan worden ingericht als groene functie, bijvoorbeeld golf of is anders. In ieder geval moeten er verbindingen komen via of langs DOP NOAP richting Midden Delfland. Er is geen sprake meer van inrichting als beelden- of kunstpark 

• V: Dhr. Apon van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders zegt dat het Groenplan een link heeft met het RPR, hierin is ook sprake van de Recreatieve stad, waarom moeten volkstuinders dan weg, volkstuinieren is toch divers, intensief gebruikt groen, recreëren in tuinen A: Wethouder geeft aan dat de grond in de stad schaars is en dat er dus afwegingen gemaakt moeten worden welke functies daaraan toegekend worden. Zo´n afweging is bijvoorbeeld in het RPR2010 gemaakt voor de polder Laag Zestienhoven en er is daar door het college besloten woningen te bouwen. Voor een aantal volkstuinen die moeten verdwijnen wordt gekeken waar ze teug kunnen komen. Voor sommige oudere volkstuinders biedt dit helaas niet altijd soelaas, omdat deze groep niet altijd een nieuwe tuin gaat beginnen. Het argument dat een nieuw complex te ver weg ligt speelt slechts ten dele een rol, omdat veel volkstuinders hun tuin nu ook al met de auto bezoeken.

• V: Mevrouw Van der Horst (VTM) geeft aan dat er in Rotterdam geen natuurbeleidsplan is. Het Groenplan gaat alleen maar over uitvoeren en geld. Zij zegt dat het functioneel groen dat bedacht is vanachter een computerscherm, er moet ook invulling worden gegeven of het ook wel mooi is. Er wordt nu met name gezocht naar relaties tussen groen en bedrijven zoals Schieveen. Zij vraagt waarom wordt niet gekeken is om zo´n combinatie met agrariërs te doen. Ze vindt het jammer dat er niet vaker overlegd wordt met de betrokken groepen. A: De Wethouder geeft aan dat de samenwerking bij het maken van een dergelijk plan meer opgezocht moet worden met natuur- en groenorganisaties en zal dit onder de aandacht brengen. De Wethouder geeft aan dat niet al het groen in combinatie met bedrijvenparken wordt uitgevoerd. Dit is nu met name in Schieveen aan de hand. Wederom geeft de Wethouder aan dat er steeds een afweging gemaakt moet worden tussen functies. Als stad willen we met zijn allen toch ook dat naast natuur en recreatie mensen kunnen wonen en werken, daarom moeten we keuzen maken met de schaarse ruimte die aanwezig is. 

V: De voorzitter vraagt of een discussie over de kwaliteit van het groen mogelijk is. A: De Wethouder geeft aan dat een doelstelling van het Groenplan ook is om meer tinten groen in de stad te krijgen, dus meer diversiteit zodat het meer aansluit op de verschillende wensen van de vele gebruikers. Bij Schieveen is i.s.m Natuurmonumenten besloten om daar in plaats van weidegebied, moerasnatuur te ontwikkelen met een toename van het aantal soorten. Voor iemand die van weides houdt is dat dan niet leuk. In het Zuiderpark is de diversiteit door de aanpassing van de inrichting vergroot. 

• V: Een mevrouw uit de zaal geeft aan dat in het Zuiderpark een bosplantsoen (oude bomen werden bedoeld, red.) ten behoeve van nieuwe velden voor voetbalclub Spartaan 20 wordt gekapt. Waarom kan die club geen andere velden krijgen van clubs in dat gebied die juist minder velden nodig hebben. Zo wordt het bos behouden en blijven de vleermuizenpopulaties die zich daar bevinden ook in stand. Dit leidt tot meer natuurwaarde. Het kappen is nu al gestart. Waarom kunnen we hier niet flexibel in zijn? A: De Wethouder geeft aan dat deze afweging genomen is toen andere clubs in het gebied nog wel gezond waren en hun eigen velden nodig hadden. De velden van de ander clubs liggen ver weg voor Spartaan 20. Verder wordt gemeld dat de Gemeente aan alle richtlijnen heeft voldaan die gelden omtrent de kap van bomen in relatie tot vleermuizen en natuurwaarden,er wordt nu ten onrechte een beeld geschetst dat dit niet zo is. We houden ons aan de vergunning en de maatregelen om die vleermuizen elders een kans te geven. A: de voorzitter vat het antwoord van de wethouder samen door aan te geven dat er meer belangen zijn en wil van de aanwezigen graag vragen over het algemene verhaal van het Groenplan. 

• V: Mevrouw Ineke Deurlo-de Hoog (wonend in de Schiezone) heeft geconstateerd dat daar bij een boer een dikke laag (klei)grond is gestort op de bestaande veengrond. Kan dat zomaar , wordt ook naar de samenstelling van dergelijke grond gekeken? Welke gevolgen heeft dat voor het gebied als het in de toekomst natuurgebied wordt of welke invloeden zijn er geotechnisch gezien voor de funderingen van de huizen? Dat kleipakket heeft een enorme druk op de ondergrond. A: De voorzitter legt uit dat de Wethouder niet van ieder hoop grond in de stad op de hoogte is, de voorzitter geeft aan dat ze even contact moet opnemen in de pauze met de ambtenaar die zich in de zaal meldt. De voorzitter wil graag dat de grote lijn van het verhaal in de gaten wordt gehouden in de verdere discussie. 

• V: Afgevaardigde van Milieudefensie vraagt zich af hoe de tweede doelstelling van het Groenplan (meer groen rondom de stad, red.) bereikt kan worden al in de stad niks wordt afgebroken. Hoe maak je meer groen als alles vol staat, als er woongebieden en bedrijventerreinen bijkomen? A: De Wethouder geeft aan dat een doelstelling is om in de stad niet meer maar beter en bruikbaarder groen te maken. Soms komt er wel meer groen in de stad doordat wordt gesloopt of combinaties worden aangegaan zoals het dakpark Vierhavenstrip in Delfshaven.
In de gebieden rondom de stad is al veel groen je kan er alleen niet komen. Met meer groen om de stad wordt juist toegankelijk groen bedoeld, dus paden en routes ernaar toe en erdoorheen. 

• V: Mevrouw Van der Velde, voorzitter van stichting Bomenridders, geeft aan dat er steeds minder groen in de stad overblijft en er makkelijk wordt omgegaan met het groen dat dichtbij de bewoners aanwezig is. Van de Nederlanders vindt 97% het juist erg belangrijk dat er groen in de buurt is. Toch worden er bomen gekapt voor tijdelijke ingrepen. Er wordt te lichtvaardig omgesprongen met kapvergunningen. Hier ligt een grote rol voor de gemeente A: De Wethouder legt uit dat er bij het verlenen van een kapvergunning altijd de verplichting is tot herbeplanting. Als voorbeeld noemt hij de bomen rond de Veerhaven die gekapt moesten worden, omdat ze te gevaarlijk waren voor de omgeving. Daar komen nieuwe bomen voor in de plaats. In IJsselmonde zijn een aantal bomen gekapt omdat dit nodig was om tijdelijk een markt op de deze locatie mogelijk te maken. 

V: Een ander lid van de stichting Bomenridders geeft aan dat zij alternatieven hebben ingebracht voor een andere locatie van de tijdelijke markt in IJsselmonde, maar dat daar niet naar geluisterd is. A: De Wethouder geeft aan dat het verlenen van de kapvergunning in dit geval een verantwoordelijkheid van de deelgemeente is, waarbij soms rekening gehouden moet worden met tijdelijke situaties. V: De voorzitter vat het samen door te vragen of er bij tijdelijke situaties wel altijd goed naar de toekomst wordt gekeken. A: De Wethouder benadrukt opnieuw dat de bomen rond de Veerhaven gekapt zijn, omdat ze te gevaarlijk waren. Daarnaast kunnen er tijdelijke ingrepen voorkomen. 

V: Een lid van de Bomenridders geeft nogmaals aan dat zij met alternatieven zijn gekomen en dat het OBR uiteindelijk hun alternatief zijn hebben overgenomen. A: De voorzitter antwoordt hierop dat hun alternatief dan uiteindelijk wel is uitgevoerd. A: Een lid van de stichting Bomenridders antwoord dat het hele proces niet fijn is gegaan. 

• V: Emile van Rinsum, directeur van het Rotterdams Milieucentrum geeft aan dat er iets hobbeligs is bij de deelgemeenten met betrekking tot de kapvergunningen. Er is geen overzicht, er is geen stedelijk protocol. Er zijn vreemde ‘moves’ waar we niets van horen. Hij pleit voor een stedelijk protocol, zodat de burgers weten waar ze aan toe zijn. Nu hebben alle twaalf deelgemeenten eigen beleid. Het zou goed zijn als de wethouder met de deelgemeenten aan tafel gaat zitten. A: De Wethouder antwoordt dat bij Gemeentewerken iemand gespecialiseerd is in de advisering over kapvergunningen van bomen en de deelgemeenten adviseert. De Wethouder zegt toe dat hij zal onderzoeken hoe het verlenen van kapvergunningen bij de deelgemeenten op dit moment is geregeld. Verder zegt de Wethouder toe dat hij laat uitzoeken of een informatiesysteem voor kapvergunningen bestemd voor burgers mogelijk is. Met zo’n informatiesysteem moet wel voorzichtig mee worden omgegaan, meent de Wethouder. Het zou in de vorm van een website kunnen zijn. Dit idee heeft de Wethouder al besproken met de directeur Buitenruimte van Gemeentewerken. 

• V: Een aanwezige in de zaal geeft aan dat we op het gebied van informatievoorziening iets kunnen leren van Amsterdam. Hij is met een groep belangstellenden op bezoek geweest bij de heer Timmermans van DRO Amsterdam. In Amsterdam is elke boom of vleermuis in kaart gebracht voor ieder stadsdeel. Ook monumentale bomen zijn in
kaart gebracht. Bij het verlenen van kapvergunningen geeft een commissie, waar ook buurtbewoners en een dendroloog deel van uitmaken, advies. In Rotterdam worden vaak bomen gekapt waar dat niet nodig is. A: De Wethouder geeft aan dat hij het weekend na deze consultatieavond de wethouder van Amsterdam treft. De wethouder vraagt de vraagsteller of hij ook weet hoeveel vierkante meter groen een inwoner in Amsterdam heeft. Dat is 25 vierkante meter in vergelijking met 75 vierkant meter in Rotterdam. De Wethouder benadrukt nogmaals zijn toezegging om te inventariseren hoe de verlening van kapvergunningen is geregeld . Tevens benadrukt bij opnieuw dat de bonen bij de Veerhaven vanwege de onveiligheid gekapt zijn. 

V: Een aanwezige in de zaal geeft dan dat in Amsterdam wel minder vierkant meters groen per bewoner aanwezig zijn, het groen is daar wel beter onderhouden. A: De Wethouder geeft aan dat Gemeentewerken bestanden beheert waar precies in aangegeven is hoe en wanneer de bomen onderhouden worden. Misschien is het idee om de commissie uit te nodigen om bij Gemeentewerken dit informatiesysteem te komen bekijken. V: Een aanwezige in de zaal geeft aan dat bij kap- of snoeiwerkzaamheden vaak de verkeerde soorten worden aangepakt. A: De wethouder antwoordt hierop dat goede aannemers voor dit soort werkzaamheden worden ingeschakeld. Als ze niet voldoen krijgen ze geen contract meer. 

• V: Een aanwezige in de zaal geeft aan dat er veel ‘vergrijzing’ is, er wordt veel papier geproduceerd in plaats van levend groen. A: De Wethouder geeft aan dat er weliswaar veel via papier wordt gecommuniceerd, maar dat ook e-mail steeds belangrijker wordt. Daarnaast vindt er veel hergebruik van papier plaats en wordt voor papier gebruik gemaakt van productiebossen. 

• V: Een aanwezige in de zaal geeft aan dat in Oud-Mathenesse alternatief gestraften het groen onderhouden. Hij vraagt of er geen deskundige bij het onderhoud aanwezig kan zijn die aangeeft wat ze moeten doen ze aan het werk houdt. A: De wethouder geeft aan dat het onderhoud van groen door alternatief-gestraften onder deskundige leiding moet gebeuren. Schoonmaakwerkzaamheden in het groen kunnen bijvoorbeeld uitgevoerd worden zonder de aanwezigheid van een deskundige. Over dit punt zal hij contact opnemen met Gemeentewerken. V: De vraagsteller geeft aan dat hij gezien heeft dat de door alternatief-gestraften laatst bij hem in buurt een pas ingezaaid grasveld aan jet schoffelen waren. 

• V: Een aanwezige in de zaal mist duidelijkheid en precisie waar de wethouder op aan koerst. Zo staat er in het Groenplan niets over natuurwaarden. A: De Wethouder geeft aan dat hij dit een zinnige opmerking vindt. 
V: De Vraagsteller zou liever zien dat per gebied wordt aangegeven wat het natuurtype is en wat voor kwaliteit het wordt A: De Wethouder vindt dit een goed punt, maar dit kan niet in abstract plan, wat het Groenplan is. Dit Groenplan geeft aan waar we de plannen willen uitvoeren. 

• V: Een aanwezige in de zaal vraagt wat de status van het Groenplan is. Welke invloed hebben bewoners op de uitvoering na vaststelling van het Groenplan door de raad? A: De Wethouder geeft aan dat dit Groenplan een strategie is voor de komende jaren. Bij de verschillende individuele plannen zelf is een officiële inspraakprocedure. V: De vraagsteller geeft aan dat de illustratie van het plan voor de Vlinderstrik dat in het Groenplan staat actueler is dan het RPR2010. 
A: De Wethouder geeft aan dat hij niet de details kent van het plan Vlinderstrik. In de pauze zal de betrokken ambtenaar de vraagsteller van antwoord voorzien.

Beschermde en bedreigde soorten in Rotterdam 
Martin Epe van Bureau Stadsnatuur Rotterdam (bSR) geeft een presentatie met veel dia’s over bedreigde en beschermde natuur in de stad. In het kader van de Aanpak Natuurwetgeving heeft bSR hierover een onderzoeksrapport uitgebracht. 

• V: De Voorzitter vraagt aan Marin Epe wat het meest bijzondere stukje natuur is dat voorkomt in Rotterdam. A: Het voorkomen van 3 tot 5 paartjes ijsvogels in de stadsparken. 

• V: Een aanwezige vraagt of bSR problemen verwacht met de handhaving van de Flora- en faunawet in verband met vogels? En zijn zij bereid bij rechtszaken aanwezig te zijn voor expertise? A: Dit is niet de taak van bSR. bSR zal dan ook niet op voorhand een bijdrage leveren in allerlei rechtszaken. 

• V: Een aanwezige vraagt of het inventariseren van vogelnesten wordt uitgevoerd zonder de nesten te benaderen? A: ja 

• V: Een afgevaardigde van de Milieudefensie vraagt op welke wijze de diversiteit van natuur in de stad wordt gewaarborgd? Het zou mogelijk zijn dat iedereen ineens met natte natuur bezig is, en dan krijg je een eenzijdige ontwikkeling. A: Dat zou met een natuurbeleidsplan voorkomen kunnen worden. Het zou goed zijn als er een dergelijk plan zou komen. Het Groenplan is daar echter niet voor bedoeld. 

• V: Manuel Kneepkens (Stadspartij Rotterdam) vraagt of het niet beter is als er een biotoopbescherming komt, in plaats van of naast het soortenbeleid? A: Met de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en via de komende Natuurbeschermingswet worden ook gebieden beschermd. Dat zijn aangewezen zones, zoals in Hoogvliet bij de Visserijgriend. Soorten komen daar vanzelf. Omdat de realisatie van de EHS te langzaam gaat is voor sommige soorten aparte actie nodig. Ook in de stad is een combinatie van gebieds- en soortenbeleid gewenst. 

• V: Barry Theunissen (Natuurmonumenten) De Provincie maakt de plannen voor de ecologische hoofdstructuur. Ik zou het stadsbestuur willen adviseren om per project de potenties van het gebied te bepalen. Dat moet door de ontwerpers en andere betrokkenen, ook de milieugroepen, in een vroege fase. A: Ik weet dat dit steeds vaker en beter gebeurt. Maar het kan inderdaad nog beter en ik zou dat alleen maar toejuichen. 

• V: De voorzitter vraagt of er ook voorbeelden zijn waarbij het niet zo goed ging met inventariseren? A: Een voorbeeld is bij Park de Twee Heuvels. Hier wordt al heel lang gewerkt aan plannen, maar komt in een late fase pas de soortinventarisatie gevraagd. Hierbij worden we dus laat in betrokken. Daardoor kun je de plannen niet optimaal meer afstemmen op de bijzondere soorten die er mogelijk voorkomen. 

• V: Anton Roelofsen (wijknatuurteam); Er zijn ook specifieke stadssoorten die een nieuw leefgebied vinden in de stad, daar zou meer aandacht voor moeten zijn. Verder zou het goed zijn als er meer stadsbreed wordt geïnventariseerd. 

Aanpak natuurwetgeving 
Jan Ensing van de DCMR Milieudienst Rijnmond presenteert het concept ‘Aanpak natuurwetgeving in ruimtelijke plannen’. Deze aanpak wordt na verwerking van opmerkingen uit de consultatie door het College van B&W vastgesteld. 

• V: De voorzitter vraagt of iedereen het stuk heeft ontvangen? Blijkt van niet. Bij het RMC kan het opgevraagd worden. 

• V: Een aanwezige vraagt of er voor overlast gevende vogels geen ontheffing worden verkregen? A: Er is geen ontheffing mogelijk voor het verstoren van broedende vogels bij uitvoering van plannen. De wet voorziet hier niet in. Bij overlast is jacht op een aantal soorten vogels mogelijk. 

• V: mevr. J. van der Velden (Bomenridders) Gaat deze aanpak naar de deelgemeente gestuurd worden? Wat is de inhoud van het begrip ‘groot maatschappelijk belang’? Zonder definitie kan iedereen dit argument gebruiken namelijk. En tenslotte, kan er altijd gecompenseerd worden? Ja, het stuk zal ook aan de deelgemeenten aangeboden worden. De rechter maakt uiteindelijk de afweging van het begrip ‘groot maatschappelijk belang’. Dus via jurisprudentie wordt het begrip steeds verder ingevuld. De gemeente gaat zorgvuldig met dit begrip om en gebruikt dit argument niet te pas en te onpas. In het kader van de Flora- en Faunawet is er geen sprake van compensatie, maar in het verzekeren van het duurzaam voortbestaan van bedreigde soorten. Hiervoor kunnen in de groenstructuur maatregelen worden genomen. Voor vleermuizen kunnen bijvoorbeeld vleermuiskasten worden aangebracht. Dergelijke maatregelen zijn soms nodig om een ontheffing te verkrijgen. In het ruimtelijk beleid (dus niet in wetgeving) is er wel een compensatiebeginsel, bijvoorbeeld bij aantasting van de Ecologische hoofdstructuur. Dan kan compensatie alleen door nieuwe natuurgebieden te realiseren. 

• V: Jan Ochtman (Natuurbehoud Vlinderstrik) Soms wordt er toch in een broedseizoen gewerkt. Dat zou niet mogen, worden deze aannemers weggestuurd? A: In principe wordt er zo min mogelijk in het broedseizoen gewerkt. Het is echter niet zo dat er voor de wet een broedseizoen bestaat, waarin werkzaamheden verboden zijn. Alleen de broedende vogel zelf wordt beschermd. Wanneer er geen vogel in een boom broedt, kan er gewoon gewerkt worden. De gemeente houdt zich uiteraard aan de regels. Bij overtredingen wordt opgetreden door de Algemene Inspectiedienst van het ministerie van LNV. 

• V: De voorzitter vraagt of je als milieugroep de strategie kan volgen om fouten in een planproces pas zo laat mogelijk te melden, zodat het plan zo lang mogelijk wordt opgehouden. Is dit de beste manier om iets voor natuur te bereiken of wordt er meer bereikt bij een vroegtijdige melding?
A: De gemeente dekt zich steeds beter in ter voorkoming van planvertraging. Het is niet meer zo eenvoudig om een rechtszaak te winnen. Het is daarom vaak beter om vroeg in een proces natuurpunten onder de aandacht te brengen. Dan kan er in het plan rekening worden gehouden met deze waarden. 

• V: Een aanwezige stelt dat er in de signaleringskaart stukken wit zitten die eigenlijk een kleur behoeven. A: Dit soort aanvullingen zijn welkom en precies het doel van deze avond. 

• V: Els Korving stelt dat de checklist niet compleet is. Zo mist bijvoorbeeld de categorie ‘water met overwinterende vogels’. A: Overwinterende vogels broeden niet en zijn daarom niet beschermd, deze categorie staat daarom niet op de checklist. Wel zijn dit soort opmerkingen welkom om een goede checklist te krijgen. Per email heeft Els Korving na de bijeenkomst twee opmerkingen bij de checklist geplaatst: – In plaats van ‘waterlopen’ kan beter worden gesproken over ‘wateren’; – Het laatste aandachtstreepje over werken in het broedseizoen is verwarrend en kan helderder worden beschreven. Deze opmerkingen worden meegenomen in de definitieve tekst. 

• V: Sjoerd Reinstra (S&R): De inventarisatiegegevens worden steeds belangrijker. Voorheen deed S&R in samenwerking met bewoners de natuur in kaart brengen in het gelijknamige project. Dit is helaas om budgettaire redenen gestaakt. S&R wil er wel geld in stoppen, maar niet alles. Ook burgers moeten zich voor de stad inzetten en hier vrijwillig aan meewerken, vind ik. Kan de DCMR hier ook een rol in spelen? A: Het is belangrijk dat ook de burger betrokken wordt, dat onderschrijf ik. Er is in het werkplan van de DCMR echter helaas geen geld voor beschikbaar. Hiermee is de avond beëindigd. 

De voorzitter bedankt iedereen voor hun aanwezigheid en sluit de avond om 22.30.


Toezeggingen van de wethouder naar aanleiding van de vragen over het Groenplan: 

1. De Wethouder zegt toe dat hij laat uitzoeken hoe het verlenen van kapvergunningen ook bij deelgemeenten is geregeld. 

2. Verder zegt de Wethouder toe dat hij laat uitzoeken of een informatiesysteem voor kapvergunningen bestemd voor burgers mogelijk is. 

3. De wethouder geeft aan dat het onderhoud van groen door alternatief-gestraften onder deskundige leiding moet gebeuren. 
Schoonmaakwerkzaamheden in het groen kunnen uitgevoerd worden zonder de aanwezigheid van een deskundige. Over dit punt zal hij contact opnemen met Gemeentewerken.